karate
karate

Okinawa
Karate ontstond als een inheemse vechtkunst van de Ryukyu-eilanden, genaamd ‘te’. Na het ontstaan van handelsrelaties met China tijdens de Ming dynastie in 1372 werden er Chinese Shaolin Kempo stijlen naar Okinawa gebracht door Chinese bezoekers en immigranten. Door het verbod op wapens dat door koning Shō Hashi werd uitgeroepen in 1609 steeg de populariteit van deze ongewapende vechttechnieken. Hoewel er reeds enkele scholen van te waren op Okinawa, hielden de meeste beoefenaren er hun eigen methoden en gebruiken op na. Enkele van deze vroege stijlen kunnen worden gecategoriseerd als Shuri-te, Naha-te, en Tomari-te, genaamd naar de drie steden waar zij van stammen. Elk gebied en zijn karateka’s had specifieke kata, technieken en principes die hen onderscheidden van andere te vormen.

Leden van de hogere klasse van de Okinawanese samenleving werden regelmatig naar China gestuurd om diverse disciplines te leren. Het integreren van Chinese ongewapende vechtkunsten werd gestimuleerd nadat het gebruik van wapens op Okinawa door de koning werd verboden. De oudste karate kata tonen nog sterke overeenkomsten met die van de Chinese vechtkunsten uit de Fujian regio. Daarnaast hadden diverse andere vechtkunsten uit Zuidoost Azië invloed op nieuwe stijlvormen. Mogelijk vindt werktuig zoals de sai, tonfa en nunchaku hun oorsprong in deze gebieden en werden zij later op Okinawa als wapens gebruikt.

Kanga Sakugawa (1782–1838) studeerde Kempo en bo in China. In 1806 keerde hij terug naar Okinawa en begon hij in de stad Shuri met lesgeven in zijn vechtkunst, genaamd “Tudi Sakugawa”, wat “China Hand Sakugawa” betekende. Rond 1820 begon Sakugawa’s meest prominente student, Sokon Matsumura (1809-1899) het lesgeven in een synthese van de ‘te’ stijlen van de steden Shuri en Tomari en het Chinese Shaolin Kempo. De stijl van Matsumura werd later bekend als Shōrin-ryū.

Matsumura bracht al zijn kennis over naar Itosu Ankō (1831–1915) en enkele anderen. Itosu ontwikkelde de ping’an kata (“heian” of “pinan” in Japans) die vereenvoudigde kata zijn voor beginnende studenten. In 1901 droeg Itosu bij aan het introduceren van karate op de openbare scholen van Okinawa. De ping’an kata werden aan basisschoolleerlingen onderwezen en zijn tegenwoordig nog steeds te vinden aan de basis van bijna elke karate stijl. Zijn studenten werden de grote meesters van het huidige karate, waaronder Gichin Funakoshi, Kenwa Mabuni, en Choki Motobu. Itosu Ankō wordt gezien als de “Grootvader van het moderne karate”.

In de stad Naha van Okinawa ontstonden karatestijlen bekend onder de naam Naha-te. Bekende leraren hier waren onder meer Seisho Aragaki, Kanryo Higaonna, Chojun Miyagi, Norisato Nakaima en Kanbun Uechi. Hiervan werd Chojun Miyagi de grondlegger van het Goju-ryu karate. Deze vechtstijl werd later door de Japanner Gogen Yamaguchi naar Japan gebracht. Norisato Nakaima werd de grondlegger van het Ryuei-ryu karate en Kanbun Uechi werd grondlegger van het Uechi-ryu karate.

In de stad Tomari van Okinawa ontstonden karatestijlen bekend onder de naam Tomari-te. Bekende leraren hier waren onder meer Kosaku Matsumora en Kokan Oyadomari. Ook de latere karateleraar Choki Motobu kan tot de Tomari-te groep gerekend worden, hoewel hij zelf van meerdere leraren les heeft gehad.

Japan
Gichin Funakoshi, grondlegger van Shotokan karate, wordt gezien als de verantwoordelijke voor het introduceren en populair maken van karate op de hoofdeilanden van Japan. In die periode was Japan in Oorlog met China en Funakoshi wist dat de “Chinese hand” technieken niet geaccepteerd zouden worden door de Japanse bevolking. De naam werd daarom veranderd in “lege hand”. De toevoeging “dō” impliceert dat karatedō een pad is naar zelfkennis en meer behelst dan louter technische aspecten van vechten. Ook in andere Japanse vechtkunsten werd er aan het begin van de 20e eeuw een nadruk geplaatst op het dō aspect en minder op jutsu; aikijutsu werd aikido, jujutsu werd judo en kenjutsu werd kendo.