jujitsu
jujitsu

Jiu Jitsu was een onderdeel van de training van de oude Japanse krijgerkaste; de samurai. De oorsprong van het Jiu Jitsu is gehuld in nevelen. Veel beoefenaars beschouwen het als een zuiver Japanse vechtkunst, maar doorgaans wordt ook een Chinese beïnvloeding verondersteld.

De samurai leerden Jiu Jitsu in scholen (Ryu, 流) die elk van elkaar verschilden. Ondanks overeenkomstige technieken waren er ook veel verschillen, daardoor werd ‘school’ synoniem aan ‘stijl’. Centraal binnen een school stond veelal een adellijke familie of clan, de kennis binnen de traditionele scholen werd van vader op zoon doorgegeven, soms tientallen generaties lang. Het Jiu Jitsu werd dus in vele varianten aangeboden met de nodige ‘geheimhouding’ aan de samurai van de eigen clan en men deelde de eigen technieken doorgaans niet graag met andere scholen. Aan het einde van de Tokugawa periode (1868) bestonden er meer dan 2000 scholen.

Na het eind van het feodale stelsel (Keizer Meiji, 1871) kwam er een einde aan het samurai tijdperk. Veel meesters werden uit economische motieven genoodzaakt om Jiu Jitsu te leren aan burgers en de geheimhouding werd daarmee doorbroken. Ook vormden in de meer recente geschiedenis de Jiu Jitsu technieken de basis van veel ongewapende gevechtstechnieken binnen leger- en politiemacht. Eind 19e eeuw, begin 20e eeuw wordt het Jiu Jitsu actief over Europa verspreid.

jiu_jitsu

Eind 19e eeuw creëerde professor Jigoro Kano zijn inmiddels beroemde ‘Judo’ uit diverse Jiu Jitsu stijlen, halverwege de 20e eeuw ontstaan er vervolgens veel andere gevechtssporten uit het Jiu Jitsu zoals het Aikido en Karate-do. Ieder met zijn eigen specifieke benadrukking en uitwerking van bepaalde technieken.

Over de geschiedenis van het Jiu Jitsu bestaan verschillende legendes. De meest populaire versie is die van Dr. Akiyama, een Japans geneesheer die in China een rondreis maakt en daar met een gevechtskunst in aanraking komt. Akiyama maakt zich deze kunst na verloop van tijd door hard trainen meester. Hij blijft echter met één specifiek probleem worstelen; hoe je tegen de aanvallen te verdedigen? Na lang overpeinzen ziet hij op een winterdag hoe de takken van een kersenboom breken onder het gewicht van een vracht sneeuw. Daarna kijkt hij naar een wilg en ziet hoe de veerkrachtige takken doorbuigen en de sneeuw er afglijdt. Hier ziet hij de oplossing voor zijn prangende vraag; als men wil overleven moet men veerkrachtig en meegaand zijn. Hij verwerkt dit principe binnen de bestaande technieken en het Jiu Jitsu wordt geboren. Akiyama begint met lesgeven in de Ten-Shinto Ryu en later sticht hij de Yoshin Ryu (‘School met pit van Wilg’).

De kunst was zo effectief dat de samurai de technieken aanleerden om ook zonder wapens zichzelf te kunnen verdedigen. Naast het Iai-Jitsu en het Kenjitsu werd daardoor ook het Jiu Jitsu een belangrijke factor in de opleiding tot samurai.

Jiu Jitsu in Nederland

In Nederland waren het de heren Toepoel en Boretius, die in de eerste decennia van de 20e eeuw voor het eerst in Jiu Jitsu lesgaven. Het niveau was niet te vergelijken met wat we in de huidige tijd aan beoefening zien. De technieken bestonden uit een onsamenhangende verzameling van Oosterse trucjes en Westerse boks- en worsteltechnieken.

Vlak voor de Tweede Wereldoorlog waren het Maurice van Nieuwenhuizen en Johan van der Bruggen die het Jiu Jitsu promootten. Maurice van Nieuwenhuizen heeft door zijn publicaties en organisatietalent een grote invloed op de verdere introductie en ontwikkeling van de Japanse krijgskunsten binnen Nederland gehad.

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog ontstond het eerste Nederlandse leerplan voor Jiu Jitsu. Deze leergang werd opgezet door de leraren Jaap Nauwelaerts d’Agé, Gé Koning en Bob van Nieuwenhuizen (dus niet zijn veelal foutief vermeldde broer Maurice). De beginletters van hun achternamen vormen samen de naam van het systeem; het ‘Nakoni’ systeem, ook wel ‘Kersenbloesem’ systeem genoemd. Het leerplan was decennia lang toonaangevend voor het Nederlandse Jiu Jitsu en groepeerde een 200 tal technieken, gevecht- en oefenvormen op praktische en logische wijze, in vijf leerlinggraden en één Meestergraad. Daarboven stond dan nog de Meester-leraargraad voor de professionele leraren, die alleen door benoeming verkregen kon worden.

Na de oorlog kwam het Jiu Jitsu in toenemende mate zwaar onder druk te staan door de popularisering van het Judo en weer later door de introductie van veel andere Aziatische gevechtssystemen. In veel scholen werd het Jiu Jitsu gezien als iets wat men er bij kon doen naast het Judo. De kwaliteit van beoefening werd er al met al vaak niet beter op. Zonder iets af te willen dingen op het Judo systeem, zagen sommige traditionele Jiu Jitsu scholen dit proces met afgrijzen aan. Men kon de moeder, ‘het Jiu Jitsu’, toch niet horig maken aan het kind, ‘het Judo’? Dat kon dus duidelijk wel, het overgrote deel van de Jiu Jitsu leraren volgden de Judobond Nederland in de jaren ’80 en begonnen een uit het Judo ontwikkelde Jiu Jitsu variant voor wedstrijden te beoefenen. Een overigens prachtig kind uit zo’n incestueuze relatie, maar niet voor iedereen! Sommige leraren hielden vast aan het Nakoni systeem, anderen bleven bij de beoefening van andere Jiu Jitsu systemen, vaak onder de verzamelnaam Koryu Jiu Jitsu.

Bronnen: naar Wikipedia en gs