Hanbōjutsu, (半棒術) de kunst van het hanteren van de ‘hanbō’, komt terug binnen verschillende krijgskunsten met inbegrip van de koryū (klassieke) school kukishin-Ryū en de kukishinden-Ryū, één van de negen scholen van de Bujinkan Budo Taijutsu.
De Hanbō (半棒, letterlijk: “halve staf”) is een staf/stok die binnen de krijgskunsten wordt gebruikt. Traditioneel was de Hanbō ongeveer drie ‘shaku’ oftewel ongeveer 90 centimeter lang, de helft van de lengte van de gebruikelijke staf ‘rokushakubō’ (letterlijk: “zes shaku staf”). De diameter van de staf was 2,4 tot 3 centimeter. In de praktijk, afhankelijk van de school en de gebruiker, varieerde de lengte en de diameter echter zoals bij veel andere wapens. De ‘Hanboka’ kozen dan de afmeting die het best geschikt was voor hun lichaamsbouw. Als lengte werd vaak gekozen voor een staf tot taille/heuphoogte.
Het belang van deze lengte ligt deels in het gebruik van de wandelstok met deze lengte. Met behulp van de Hanbō kan men slaan, steken, weren, verwurgen en zelfs iemand werpen. Het gebruik ervan is veelzijdig, met de wandelstok kan je bovendien de tegenstander haken en naar je toe trekken.
Masaaki Hatsumi zegt dat wie een goed zwaardvechter wenst te zijn eerst de hanbō technieken zou moeten beheersen, aangezien veel technieken gelijk zijn aan die bij het gebruik van het Japanse zwaard zonder het snijden zelf. Wanneer professioneel gebruikt kan men er een zwaard (op het blad) mee afweren en een zwaardvechter verslaan.